Abstract
SYNOPSIS
Ik heb het boek "De tasjesdief" van Mieke van Hooft en de gelijknamige film van Maria Peters geanalyseert en met elkaar vergelijkt. De analyse van het boek kan ook dienen als een zelfstandige literaire analyse, en is uitgevoerd met hulp van verschillende literaire theorien die gemaakt zijn voor volwasseneliteratuur. Ik wil bewijzen dat deze theorien niet alleen op de literatuur voor volwassenen zijn toepasbaar, maar ook op de jeugdliteratuur. Grondige analyses van jeugdliteratuur komen niet zo vaak voor, het wordt normaal gezien beperkt tot een oppervlakkige weergave van de handeling. Er zijn echter geen reden daarvoor; een structureele analyse zijn even nuttig voor een jeugdboek als voor een boek voor volwassenen.
Ik heb ook veel aandacht besteed aan theorie, vooral theorien over de jeugdliteratuur, maar ook filmtheorien. Jeugdliteratuur als fenomeen is vrij nieuw in vergelijking tot literatuur in het algmeeen. Ik heb in deze scriptie het niet over de geschiedenis van de jeugdliteratuur gehad, ik heb echter een blik geworpen aan hoe de literatuur wordt behandelt. Wat mij opgevallen is, is niet alleen dat er gebrek aan grondige analyses zijn, maar ook dat men meer aandacht besteedt aan de functie van de jeugdliteratuur.
Het vergelijken van een boek en een film is niet nieuw, sinds het begin van de cinema heeft filmakers in de literatuur gezoekt naar ideen. Ik heb aandacht besteed aan de term adaptatie, maar stelt toch voor dat men een boek en een film als twee zelfstandige producten beschouwt.